Einde aan de algemene bewaarplicht van telecomgegevens
Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 juni 2015 geoordeeld dat de Belgische Dataretentiewet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het principe van non-discriminatie en het recht op eerbiediging van het privéleven.
De wet van 30 juli 2013 (hierna Datareteniewet) hield een wijziging in van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. De Dataretentiewet bepaalde dat telefonische en andere elektronische communicatiegegevens voor een periode van 12 maanden door de telecomoperatoren dienden te worden bijgehouden. Overeenkomstig artikel 5, lid 5 van de Dataretentiewet mochten er weliswaar geen gegevens worden bewaard waaruit de inhoud van de communicatie kon worden opgemaakt.
Ingevolge het arrest van het Grondwettelijk Hof, dd. 11 juni 2015 (nr. 84/2015), is aan deze bewaarverplichting een einde gekomen. De telecomproviders in België zijn niet langer verplicht om telefoniegegevens en internetdata een jaar lang te bewaren.
Het beroep tot gedeeltelijke (artikel 5) of gehele vernietiging van de Dataretentiewet werd respectievelijk ingesteld door de Orde van Franstalige en Duitstalige advocaten en door de Ligue des Droits de l’homme en de Liga voor Mensenrechten. Zij waren allen van mening dat de huidige Dataretentiewet in strijd was met het recht op privacy en eisten bijgevolg de vernietiging van de wet.
Het Grondwettelijk Hof verklaarde derhalve de vordering gegrond en volgde in haar arrest de redenering van het Hof van Justitie, die in april 2014 de Europese Dataretentierichtlijn ongeldig verklaarde. Volgens het Hof van Justitie is de bewaarplicht “een zeer omvangrijke en bijzonder ernstige inmenging in de fundamentele rechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens zonder dat deze inmenging tot het strikt noodzakelijke beperkt blijft”.
Om dezelfde redenen heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat de Belgische wetgever de grenzen van het evenredigheidsbeginsel heeft overschreden overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 52, lid 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Paradoxaal genoeg mogen telecomoperatoren nog steeds op vrijwillige basis telecommunicatiegegevens bijhouden aangezien dit door Europa is toegestaan. Uit dit alles kunnen we stellen dat er op Europees niveau nog steeds moet worden gezocht naar een evenwicht tussen enerzijds het belang van waarheidsvinding en anderzijds het recht op privacy.