15
SEP
2016

Hervormde dataretentie(wet)

Geschreven door Lynn Vleugels, zomerstagiaire bij het team corporate en IP/ICT recht.

In navolging van de Europese Dataretentierichtlijn die in 2014 vernietigd werd door het Europees Hof van Justitie, heeft het Grondwettelijk Hof ook de Belgische Dataretentiewet vernietigd op 11 juni 2015. Overeenkomstig deze wet moesten telecom- en internetoperatoren de communicatiegegevens waarover zij beschikken gedurende 12 maanden bewaren voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten.

De reden van nietigverklaring ligt in het feit dat die bewaring in strijd werd bevonden met het gelijkheids- en non-discriminatie beginsel en het recht op privacy en eerbiediging van het privéleven. Beide hoven keurden de ruime en algemene bewaringsplicht af, omdat die werd toegepast zonder enig onderscheid betreffende welke gegevens bewaard moesten worden en van wie.

De Europese Commissaris (afdeling Binnenlandse Zaken) berichtte eerder dat er geen nieuwe richtlijn komt en het dus aan de lidstaten is om nieuwe, niet-strijdige, regelgeving op te stellen. De Belgische wetgever heeft in de nieuwe Dataretentiewet de bewaringsplicht behouden. Wel voorziet de wet in meer en betere waarborgen die de privacy moeten veiligstellen en het risico op misbruik beperken.

Een eerste belangrijke garantie is dat de beschikbaarheid van de persoonsgegevens afhankelijk is van het soort misdrijf. Hoe zwaarder de potentiële straf, hoe langer men toegang heeft tot de gegevens. De wet bepaalt duidelijk welke personen of overheden (gerechtelijke autoriteiten, politie, inlichtingendiensten,…) de gegevens mogen ontvangen en voor welke doeleinden. Daarnaast bevat de wet strengere toegangs- en beschermingsvoorwaarden zoals technologische bewaringsmaatregelen en organisatorische beveiliging van de gegevens.

De hervormde Dataretentiewet is op 28 juli 2016 in werking getreden en wijzigde hierbij de Wet op de Elektronische Communicatie, het Wetboek van Strafvordering en de Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst.

Daarnaast ging op 13 augustus 2016 het koninklijk besluit van kracht dat niet langer een onbeperkte bewaring van gegevens door de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst toelaat. Na 50 jaar – of in sommige gevallen reeds sneller – moeten zij alle persoonsgegevens vernietigen. In uitzonderlijke gevallen kunnen ze echter langer worden bijgehouden, bijvoorbeeld indien noodzakelijk in het kader van een gerechtelijk onderzoek. In die gevallen zal wel elke vijf jaar een evaluatie plaatsvinden waarbij de diensten bepalen of de gegevens nog moeten bewaard worden. Zo niet, worden ze onmiddellijk vernietigd.

Met al deze tijds- en gebruiksbeperkingen probeert de wet tegemoet te komen aan de moeilijke balans tussen het recht op privacy en criminaliteitsbestrijding. De nieuwe waarborgen die zijn ingevoerd moeten de proportionaliteit van de inmening in de privacy verzekeren en zo helpen aan de digitale opsporing van misdrijven, die in deze 21e eeuw een sterk hulpmiddel kan bieden.

22
JUN
2015

Einde aan de algemene bewaarplicht van telecomgegevens

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 juni 2015 geoordeeld dat de Belgische Dataretentiewet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het principe van non-discriminatie en het recht op eerbiediging van het privéleven.

De wet van 30 juli 2013 (hierna Datareteniewet) hield een wijziging in van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. De Dataretentiewet bepaalde dat telefonische en andere elektronische communicatiegegevens voor een periode van 12 maanden door de telecomoperatoren dienden te worden bijgehouden. Overeenkomstig artikel 5, lid 5 van de Dataretentiewet mochten er weliswaar geen gegevens worden bewaard waaruit de inhoud van de communicatie kon worden opgemaakt.

Ingevolge het arrest van het Grondwettelijk Hof, dd. 11 juni 2015 (nr. 84/2015), is aan deze bewaarverplichting een einde gekomen. De telecomproviders in België zijn niet langer verplicht om telefoniegegevens en internetdata een jaar lang te bewaren.

Het beroep tot gedeeltelijke (artikel 5) of gehele vernietiging van de Dataretentiewet werd respectievelijk ingesteld door de Orde van Franstalige en Duitstalige advocaten en door de Ligue des Droits de l’homme en de Liga voor Mensenrechten. Zij waren allen van mening dat de huidige Dataretentiewet in strijd was met het recht op privacy en eisten bijgevolg de vernietiging van de wet.

Het Grondwettelijk Hof verklaarde derhalve de vordering gegrond en volgde in haar arrest de redenering van het Hof van Justitie, die in april 2014 de Europese Dataretentierichtlijn ongeldig verklaarde. Volgens het Hof van Justitie is de bewaarplicht “een zeer omvangrijke en bijzonder ernstige inmenging in de fundamentele rechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens zonder dat deze inmenging tot het strikt noodzakelijke beperkt blijft”.

Om dezelfde redenen heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat de Belgische wetgever de grenzen van het evenredigheidsbeginsel heeft overschreden overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 52, lid 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Paradoxaal genoeg mogen telecomoperatoren nog steeds op vrijwillige basis telecommunicatiegegevens bijhouden aangezien dit door Europa is toegestaan. Uit dit alles kunnen we stellen dat er op Europees niveau nog steeds moet worden gezocht naar een evenwicht tussen enerzijds het belang van waarheidsvinding en anderzijds het recht op privacy.

 Arrest Grondwettelijk Hof dd. 11 juni 2015 nr. 84/2015