31
AUG
2015

De uitsluiting, de uittreding en de waardebepaling van de aandelen

Net zoals in elke relatie kan het ook fout lopen tussen aandeelhouders op een wijze die het verdere verloop van de vennootschap ernstig in het gedrang brengt. Om het vennootschapsbelang te vrijwaren, voorziet de wet daarom in een specifieke geschillenregeling voor de NV die geen publiek beroep doet op het spaarwezen, de BVBA en de commanditaire vennootschap op aandelen.

Enerzijds is er de vordering tot uitsluiting, waarbij de uitgesloten aandeelhouder verplicht zal worden zijn aandelen over de dragen aan de resterende aandeelhouders. Anderzijds laat de wet de mogelijkheid aan een aandeelhouder om de uittreding te vorderen, met als gevolg dat de overblijvende vennoten gedwongen kunnen worden zijn aandelen over te nemen.

In beide gevallen dient de waarde van de aandelen bepaald te worden. De vraag rijst dan op welk ogenblik dit moet gebeuren. Verschillende data kunnen daarbij in aanmerking worden genomen:

  • Zo kan als peildatum het ogenblik van het instellen van de rechtsvordering worden genomen. Het opteren voor deze datum vangt het eventuele risico op dat partijen de waarde gaan trachten te beïnvloeden na het instellen van de vordering.
  • Een andere mogelijke peildatum is het ogenblik van de uitspraak.
  • Daarnaast kan geopteerd worden om de datum te bepalen op een ogenblik voorafgaand aan het ontstaan van het conflict.
  • De waardebepaling kan ook gebeuren op het ogenblik dat de samenwerking binnen de vennootschap niet meer mogelijk is.

Het Hof van Cassatie poneerde in arresten van 9 december 2010 (uitsluiting) en 5 oktober 2012 (uittreding) de regel dat de peildatum geplaatst moest worden op het ogenblik waarop de rechter de overdracht van de aandelen beveelt. De rechter moet daarbij abstractie maken van zowel de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overdracht als van het gedrag van de partijen ten gevolge van de vordering. In deze optiek wordt de peildatum dan beschouwd als zijnde op het moment van de uitspraak gezien dit samenvalt met het ogenblik van de eigendomsoverdracht. In een recent arrest van 20 februari 2015 heeft het Hof deze rechtspraak evenwel enigszins versoepeld door de rechter toe te laten ook een andere peildatum in acht te nemen zodat rekening kan gehouden worden met de omstandigheden die hebben geleid tot het geschil en het gedrag van de partijen.

De genuanceerde aanpak van het Hof van Cassatie ligt in de lijn van de gangbare rechtspraak die hiervan vaak afweek. Zo oordeelde het Hof van Beroep te Gent in een arrest van 14 april 2014 dat de rechter een andere peildatum mag hanteren indien hij deze uitdrukkelijk motiveert. Het Hof ging dan ook akkoord met de beslissing van de eerste rechter om de peildatum terug te stellen tot het moment van de inleidende dagvaarding en dit vanuit de overweging dat op het moment van dagvaarding één van de vennoten zijn bestuursmandaat had neergelegd. De vennootschap werd bijgevolg enkel bestuurd door een andere groep aandeelhouders die eenzijdig de waarde van de vennootschap kon beïnvloeden.

Enige flexibiliteit behouden met betrekking tot de peildatum zorgt voor meer billijke resultaten. In een procedure tot uittreding zal de partij tegen wie de gedwongen overname gevorderd wordt er immers baat bij hebben dat de waarde van de aandelen tegen het moment van de uitspraak gedaald zal zijn, daar hij gehouden kan zijn een bepaalde prijs te betalen voor de aandelen. Bij de uitsluiting zal enig wangedrag minder voorkomen, gezien beide partijen er meer belang bij hebben dat de waarde van de vennootschap niet al te veel daalt. De ene vennoot zal immers in de vennootschap blijven, terwijl de andere een mooie prijs zal krijgen voor zijn aandelen.

Desondanks de herhaalde keuze van het Hof van Cassatie om de peildatum gelijk te stellen met de datum van overdracht, is de algemene regel afgebrokkeld waardoor de laatste inkt hierover in de rechtspraak nog niet gevloeid is.